Uhhhmmm.nl De Verhalen en Belevenissen van Amélie, Kate, Filip en Rob

Didi

Leestijd: 7 minuten

Ze plaagt me, ik weet het zeker, ik weet zeker hoe ze me uitdaagt om naar haar te blijven kijken zonder dat ze me toestaat om haar aan te raken, met geen vinger. Ik voel hoe haar nabijheid mijn hele lijf doet tintelen van genot, deze prachtige verschijning, dun blauw gekleed, ik voel haar warmte haast op mijn huid.

Zonder geluid te maken draait ze haar rondjes om me heen, geen woord, geen ritsel hoor ik, ze is volledig stil. Rondjes niet in een rechte lijn, niet saai of gewoontjes, nee vandaag is ze zelfs extra speels, vol fantasie in haar bewegingen, ze dolt met me. Heel even komt ze heel dichtbij, bijna raakt ze mijn huid, dan gaat ze weer verder van me af, meters van me vandaan. Ik ben niet bang dat ze echt weg zal gaan, dat haar bezoek aan mij zal eindigen, nee, ze heeft voor mij gekozen vandaag, ik voel het gewoon. Op dit moment in haar korte bestaan maakt ze mij het middelpunt van haar aandacht, zijn al haar gedachten op mij gericht, dat is niet anders, ik weet het zeker in elke cel van mijn lijf.

Ik voel dat ze me aankijkt. Wat is ze mooi.

Haar stem gebruikt ze niet vandaag, woorden zijn niet nodig, haar bewegingen zeggen mij alles, alles wat in haar gedachten om gaat. Ze wil mij voor zichzelf nu, even enkel voor haar alleen, ze wil me nu niet delen met een ander, ze wil me even op leen, exclusief. Nu, vandaag, hier, in dit moment van de tijd.

Heel even valt een zonnestraaltje op haar, tussen al de bomen van het bos door, laag over de ochtendnevel heen, over struikjes heen, onder takjes door, in een kaarsrechte lijn recht op mijn muze af. Totaal onbewust van de magie die het vandaag ging brengen vertrok het straaltje acht minuten geleden van onze ster, op naar de aarde, op naar een bos om als op alle andere dagen gewoontjes te landen op wat blaadjes, zonder bedoelingen, zonder intentie.

Maar vandaag, precies nu, nu is de combinatie van alles magisch. Die prachtige verschijning in het blauw, die kleine godin van de natuur, de witte nevel tussen het lichte groen, het gouden licht van dat ene straaltje, mijn hartslag, alles is heel even perfect.

Het enige wat ik nu hoor is haar aanwezigheid, haar nabijheid bij mijn gedachten. Eindelijk even rust, even stilte van al het andere. Kon ik ze maar meenemen, kon ze me maar vaker betoveren en me de rust geven waar ik zo vaak naar verlang. Ik weet dat ik niet hebberig moet zijn, ze is niet van mij, ze is van niemand, niet voor mij om te bezitten, niet voor mij om te mogen lenen, enkel zij stuurt haar eigen lot. Met elke vleugelslag, elke fladder, soms naar mij toe, soms van me af. Alsof ze twijfelt. Alsof ze wel wil, maar niet kan. Enkel zij kan het pad bepalen dat ze gaat volgen, enkel zij kan beslissen of ze mij gaat aanraken vandaag. Ik kan enkel hopen en verlangen. Stil zijn en geduld hebben.

Op mijn pad hierheen ging ik op zoek naar stilte, naar rust. Ik wilde de stormen uit mijn hoofd verbannen, de gedachten laten verdwijnen die vanaf de eerste wakkere seconde direct op volle snelheid door mijn hoofd raasden, de eeuwige toon die me ook deze ochtend weer veel te vroeg had wakker gemaakt, alles moest eruit. Kleren aan, een kusje op de wang van mijn lief, schoenen aan, zacht de voordeur achter me sluiten, laat het huis maar door slapen. Alles was stil, behalve de natuur. Geen mensen op straat, geen geluid van de beschaving, enkel geluiden die de planeet al duizenden jaren heeft gemaakt. Ik vond een andere stilte dan de ene die ik zocht. Honderden vrolijke vogelstemmetjes leidden me af, ze zetten mijn gedachten even uit. Ik probeerde ze te verstaan, te snappen wat ze zo enthousiast tegen elkaar liepen te kwetteren. Waarom al die drukte? Was dit hun moment om te heersen? Konden ze nu hun long-distance calls zonder de stoorzender mens wel voeren? Twee merels, heb jij al gehoord van die nieuwe die om de hoek is komen wonen? Een lijster, fluitend nadat die vrolijk net uit z’n bad is gestapt. Een uil, kunnen jullie stil zijn jongelui, ik probeer wat te slapen. Vijf duiven die het oneens zijn over het laatste nieuwsbericht dat de post hen bracht. Een haan in de verte, mopperend, volgens mij loopt mijn klok achter. Een ekster die hem uitlacht, de zot, dat ie eens uitslaapt. Drie spechten, ondeugend, dat was heerlijk vannacht lieverds, bij wie spelen we vanavond?

Maar nu ben ik bij haar, nu valt alles van mij af, heel even. Heel even vergeet ik alles, elke zorg, elke gedachte, elke twijfel. Bij deze verschijning ben ik veilig, bij haar kan ik schuilen voor de herrie. Ik sluit mijn ogen langzaam en ik voel hoe ze aarzelend dichterbij komt. Ze vertrouwt me wel, dat is het niet, ze wil zich met al haar liefde op me werpen, met haar huid de mijne raken, met haar zijdezachte haren mijn gezicht strelen, maar toch wil ze voorzichtig zijn. Niet uit angst voor zichzelf, ze weet dat ze veilig is bij mij, nee zij, deze pure kracht, zij is het die mij geen pijn wil doen, mij niet laten schrikken, teder en fragiel als dat ze is. Die balans die bij mij zo wankel is, dan weer vol zelfvertrouwen, dan weer onzeker van elke pas, mijn haast steeds falende weegschaal, die moet in evenwicht blijven. Ook al weegt zij haast niets, ook al kan haar wezentje mij niet omstoten, zij weet dat schrik zwaarder is dan alles. Angst voor het onbekende wat vol vraagtekens steekt, angst om het bekende wat al jaren vertrouwd is, angst om te kwetsen, dat te verliezen, de moedigste onder ons zou aarzelen. Daarom is ze zo voorzichtig.

Ik voel haar huid zachtjes op de mijne, haar handen die mijn hals strelen, topjes van vingers, eigenlijk meer niet, mijn ogen blijven dicht. Ik voel haar lippen die elk haartje op mijn armen proeven, zachte lippen, warm gloeiend, er tussen door blaast zacht een warme adem vol passie en verlangen. Ook zij heeft honger, ook zij wil dit. Ze kan niets zeggen want ook dat verbreekt de betovering die haar nu de kans geeft mij aan te raken, maar oh wat hoopt ze dat ik haar hoor, zonder woorden, enkel met haar nabijheid, enkel met haar vleugels die zacht de zwoele boslucht over mijn wangen waaien. Een woord in elke luchtstroom, een zin bij elke fladder.

Liefst opende ik nu wel mijn ogen, nam ik haar nu in mijn armen, legde ik haar op de zachte bosgrond en kuste ik haar urenlang. Liefst zag ik haar zoals ze wil dat ze gezien wordt door die die haar liefhebben. Liefst bedreef ik met haar de liefde, uren in stilte, zonder woorden. Uren langzaam en teder tot ze me met haar ogen vraagt om haar tot de allerhoogste hoogtes mee te nemen, wild, ongeremd, vrij, samen. Maar nu nog even niet, het kan niet, de magie zou verbroken worden, nog even hebben we samen geduld, nog even is het voor mij nog niet de tijd om haar in haar echte pracht voor mij te hebben, even enkel voor mij, op leen van de natuur.  

Ik wil haar, ik verlang naar haar, alles in mij wil bestaan voor haar, ik wil met haar spelen, breekbaar als ze is. Ik wil haar beminnen, vertroetelen, naar haar kijken, naar haar luisteren, ik wil, ik … ik weet haar naam geeneens. Mijn roes staat plots op pauze, ik weet haar naam niet. In mijn korte tijd met haar heeft ze me gevangen met haar schoonheid, daar moet een prachtige naam bij horen. Een wezentje zo teer, haar naam is net zo breekbaar, ik weet het zeker.

Zacht als een gouden zonnestraal, lichter dan de wind, stiller dan alles, prachtig blauw, ik zie haar voor me, maar met mijn ogen nog steeds gesloten. Misschien fluistert ze haar naam wel met haar zachte adem, moet ik enkel goed luisteren om het te verstaan. Net als de vogels met hun gezang spreekt zij vast ook een taal van de natuur, een taal ik als mens weer wil leren verstaan.

Ze heeft door dat ik me plots iets afvraag, zo duidelijk laten mijn ogen het zien, zo scherp is mijn vraag, hoe heet je staat er op mijn gezicht te lezen! De blik in haar ogen toont het vast duidelijk, ze is geamuseerd door mijn rare snuit, de puzzel die mijn gezicht tekent, de grimas, het fronzen.

Heel even staat ze stil, geen twijfel die door haar haren waait, haar lippen bewegen niet, haar ogen knipperen geen moment. Ik hoor haar stem als een zachte melodie klinken midden in mijn hoofd, hoe doet ze dat, hoe heeft ze de poort naar mijn geest zo snel van het roestige slot af gekregen? “Ik ben Didi”, hoor ik in mijn hart. “De naam die de natuur mij gaf is Didi.”

Ze geeft me wat ik het meest verlang van alles in de wereld, nu op dit moment. Ja, ik wil met haar zoenen, met haar spelen, haar strelen en met mijn vingers, elke centimeter van haar lichaam verkennen. Verdwalen in haar ogen, de tijd vergeten als we samen uren vrijen, als we samen slapen op het zachte mos. Ik wil met haar wandelen, dwalen, vergeten waar we zijn. Ik wil haar in de nacht en in de dag, aan zee en in de bergen, ik verlang zo naar haar.

Maar nu vervult ze mijn grootste wens, nu geeft ze mij mijn rust, nu werkt haar magie absoluut zonder falen, nu is het stil. Wat ze mij geeft? Ze geeft me haar tijd. Ze geeft me het kostbaarste wat elk wezen kan geven, wat elk wezen behalve de mens zo goed weet. Ze geeft me haar onverdeelde aandacht, ik ben haar totale focus. Alles om ons heen is weggevallen, enkel wij twee bestaan nu even, hier in de bubbel waar wij net samen in passen. De wind is stil, de blaadjes ritselen niet meer, alle vogels zwijgen. Enkel wij twee, heel even maar.

Pas dan krijgen al mijn zintuigen een kans om te luisteren. Ik hoor de stilte die eindelijk absoluut is, met mijn ogen dicht zie ik haar gouden gloed, mijn huid voelt haar adem, mijn tong proeft haar lippen. Mijn neus is in extase, pas nu ruik ik de bloesem die ze op haar lichaam draagt, fris, jong, licht van kleur. Ik ruik de waterval die haar haren gewassen heeft, het wilde van het bos, ongerept.

Minuten zijn we samen, voel ik haar hele lichaam bijna een geworden met het mijne. Haar zachte haren maken me dronken, haar huid versmelt met de mijne, haar borsten dagen me uit. Ik wil de betovering niet verbreken, ik wil dat dit nog uren duurt, gewoon zo samen staan midden in het bos. Alles in mij in rust.

“Neem me mee in je hart” fluistert ze zachtjes in mijn oor, “het wordt tijd voor mijn lichaam om te gaan.” Het is goed. Dit afscheid maakt me gelukkig. Ik raak haar niet kwijt, ze blijft voor altijd bij me, als is haar lichaam ergens anders.

“Doe je ogen maar open en zie me zoals ik werkelijk ben. Ik vertrouw je. Binnenkort zijn we weer samen. Binnenkort gaan wij van elkaar genieten. Binnenkort heb je mij in de vorm die jij wenst. Binnenkort …”

Als ik mijn ogen open doe verdwijnt direct haar prachtige lichaam uit mijn armen, haar warmte raakt mij niet meer, haar huid los van de mijne. Heel even ben ik verblind door het zonnestraaltje recht in mijn ogen nu, maar kan ik nog net zien hoe een prachtige blauwe vlinder bij me wegvliegt. Fladderend speels zoals enkel vlinders dat kunnen verdwijnt ze langzaam in de diepte van het bos. Bij mij blijft haar geurtje, zomers fris, bloesem, bos, water, een herinnering aan een teer speels wezentje wat even enkel voor mij wilde bestaan.

Je bent mooi Didi. Tot snel.

Morpho Didius is haar volledige naam. Ze is nu een prachtig grote blauwe vlinder.

Author

3

Een reactie plaatsen